Overslaan en naar de inhoud gaan
Artikel

“Groen is goed, maar allang niet meer alleen voor de leuk”

Ontwerpend onderzoek Klimaatadaptieve stations biedt een ruimtelijke blik op hitte en hoosbuien
Woerden visual
Geplaatst op
Hoosbuien, perioden van aanhoudende droogte, een aaneenschakeling van tropische dagen: we zullen er mee moeten leren leven. Het vraagt een aanpassing van onze leefomgeving. Die moet klimaatadaptief worden, zo ook onze stations. Door nú in te spelen op de veranderende omstandigheden kunnen we er samen voor zorgen dat die stations prettige en leefbare plekken blijven. Maar hoe doe je dat? Hoe houden we ze koel en aangenaam? Wat doen we met een tekort of juist een overvloed aan water? En kunnen klimaatadaptieve maatregelen de stationsomgeving ook beter en mooier maken? Dergelijke vragen staan centraal in het ontwerpend onderzoek Klimaatadaptieve stations waar Bureau Spoorbouwmeester, NS, ProRail en Flux Landscape Achitecture de afgelopen maanden aan werkten. Het resultaat inspireert en de eerste reacties zijn lovend. “Wanneer gaan we beginnen?”

“Dat we als spoorsector met het thema klimaatadaptieve stations aan de slag moesten, was voor Bureau Spoorbouwmeester al een tijdje duidelijk”, vertellen Liesbeth Boeter en Marianne Loof. “Het onderzoek past bij de duurzame ambities van ProRail en NS en bouwt voort op de handboeken van het Landschapsplan voor het spoor, waar de afgelopen jaren al aan gewerkt is.”

Voor het station dringt de tijd. Actie is nodig. Doen we dat niet, dan zijn de consequenties groot, helemaal omdat veel van onze stations in stenige omgevingen liggen, op plekken met een hoge ruimtedruk. Staal, beton en baksteen bepalen meestal het karakter. Dat moet anders. Hoosbuien, langdurige hitte, aanhoudende droogte: ze gaan steeds meer impact hebben. Op heel veel plekken merken we de effecten van klimaatverandering al volop. Neem een station als Den Bosch, waar de temperaturen op warme dagen al tot grote hoogte oplopen, of de problemen die station Leiden heeft wanneer er een hoosbui overtrekt. En dan hebben we het nog niet over de verzakking van stations in voormalige veenweidegebieden of de dreiging van onderlopende reizigerstunnels.

“We zijn heel blij met het resultaat. Vooral omdat het gelukt is om de opgave te vertalen naar een krachtig wenkend perspectief. Het maakt de broodnodige slag van excelsheets en stapels papier naar concrete ontwerptools, waarin de technische opgave wordt verknoopt met een verleidelijk beeld. Die combinatie van inspiratie en een sterke analyse maakt dat dit veel verder gaat dan een ontwerpsausje. Voor het station en de stationsomgeving kan dit een game changer worden. Het brengt fundamenteel andere ontwerpkeuzes voor het voetlicht waarmee we bij wijze van spreken vandaag al aan de slag kunnen”, concludeert Loof. 

De urgentie wordt gevoeld

Dat het resultaat overtuigt, vinden ze niet alleen binnen Bureau Spoorbouwmeester. Als onderdeel van de studie was er al veelvuldig contact met ProRail, NS en een aantal stationsmanagers van de 25 onderzochte stations. Daar waren de reacties al heel positief. Het toont niet alleen de wens om stappen te gaan nemen in het klimaatadaptief maken van station en stationsomgeving. Ook zegt het wat over de urgentie die gevoeld wordt binnen de spoorsector. Loof kan dat goed plaatsen: “voor NS en ProRail is het van groot belang om de risico’s die klimaatverandering met zich meebrengt zo goed mogelijk te beperken, alleen al omdat het directe gevolgen kan hebben voor de technische eisen die we aan het spoor stellen. Daarnaast passen ondergelopen tunnels en snikhete perrons niet echt bij de doelstelling van goed en comfortabel openbaar vervoer.” Boeter: “eigenlijk staat iedereen te trappelen. Wanneer gaan we beginnen? Dat is trouwens ook een compliment voor Flux. Het plezier en de energie waarmee we met hen aan het onderzoek gewerkt hebben, zie je terug in het document.”

Onderaan deze pagina is het onderzoek te downloaden.

Gerwin de Vries van Flux beaamt dit. “De samenwerking was erg prettig. Bovendien zorgde de maatschappelijke relevantie en de vrijheid die we hadden om het thema echt goed te doorgronden voor extra enthousiasme. Het mooie is dat je hiermee ook de waarde van ontwerpend onderzoek laat zien. Eigenlijk zouden we dat op veel meer plekken in Nederland moeten doen: onszelf de ruimte geven om als ontwerpers en opdrachtgevers gezamenlijk echt vat te krijgen op de grote opgaven waar we als maatschappij mee te maken hebben, waaronder natuurlijk ons veranderend klimaat.”

Klimaatadaptatie speelt overal in Nederland, en dus ook op iedere station. Maar de context, en daarmee ook de aard en uitwerking van de oplossingen, verschilt. Hoezeer de ingrediënten ook op elkaar lijken: een vaste receptuur voor een klimaatadaptief station bestaat niet. Het is altijd maatwerk. “Precies daarom hebben we ook op een flink aantal stations gestudeerd. Samen geven ze een mooie afspiegeling van de opgave, de diversiteit aan stations en stationstypen en de mogelijke maatregelen”, vertelt Boeter. “Vijf daarvan hebben we nog verder uitgewerkt: ’s-Hertogenbosch, Beverwijk, Deventer, Leiden en Woerden. Onder meer om te laten zien hoe het als onderdeel van de studie ontwikkelde ‘klimaattransitiepad’ per station, en afhankelijk van de context en opgave toegepast kan worden.”

Van kijkgroen naar stadsnatuur

Het onderzoeksresultaat verschijnt op een moment dat overal in Nederland stationsgebieden volop in de belangstelling staan. In zo ongeveer iedere grote en middelgrote stad worden plannen gemaakt voor verdichting en gebiedsontwikkeling. “Ook in dat licht is deze studie waardevol en agenderend”, stelt Loof. “Wanneer we onze stationsgebieden steeds dichter bebouwen, kan dat leiden tot meer in plaats van minder verstening. Daarbij hebben we gewoonweg ruimte nodig om het station klimaatadaptief te maken. Groen en water spelen daarin absoluut een grote rol, maar bieden zeker niet de enige oplossing. Van waterberging en bebouwing die anticipeert op rukwinden en hoosbuien tot het gebruik van materialen die warmte veel minder vasthouden: we hebben alles nodig. De oplossingen liggen dus zowel op het vlak van water, groen, beplanting en openbare ruimte, maar ook binnen de architectuur de stedenbouw. En wil je het echt goed kunnen doen, dan zul je in een straal van zeker 300 meter rond het station naar de opgave moeten kijken. Klimaatadaptie vraagt om samenhang en wederkerigheid, net als goede gebiedsontwikkeling trouwens. Daarbij dient klimaatadaptie altijd onderdeel te zijn van een integrale ontwerpopgave, zeker op die plekken waar we willen gaan verdichten.”

Wat betreft het groen vult De Vries aan dat ook de ondergrond, de aansluiting op de stedelijke groenstructuren en de aard en het type beplanting bepalend zijn voor het welslagen. “Je lost dit niet op met kleine, goed bedoelde ingrepen: een bijenhotel hier en een bloembak daar. Wil je de stad en dus ook het stationsgebied leefbaar houden en klimaatadaptief maken, dan vraagt dat om een structureel andere kijk op stedelijk groen en groenbeheer. Elke boomsoort heeft andere eigenschappen. En niet iedere boom doet het overal even goed. Het vraagt om aandacht voor heesterlagen en lagere beplanting, zodat een goed ecologisch evenwicht kan ontstaan. 

Gemeengoed is dat nog niet. Zo denken volgens De Vries veel gemeenten nog vrij traditioneel over hun groen en groenbeheer. “Al moet gezegd dat ik op steeds meer plekken beweging zie. Het gaat van kijkgroen naar een bredere benadering: van tuin naar stadsnatuur; de stad als een landschap dat werk als spons, verkoeling brengt en ook nog eens bijdraagt de verblijfskwaliteit. Daarmee liggen er ook kansen om aan de hand van klimaatadaptatie de eigenheid van het station te versterken en een extra impuls te geven aan de openbare ruimte. Groen is goed, maar zeker niet alleen meer voor de leuk.”

Voor iedere station een klimaattransitiepad

Zijn we er nu met deze studie en de enthousiaste ontvangst? “Nou, we hebben zeker een belangrijke stap gezet. Het onderwerp ligt helder op tafel en zal zeker niet meer onder op de stapel belanden”, stellen Loof en Boeter. “De spreekwoordelijke toolbox is klaar, we weten wat werkt en de methodiek is algemeen toepasbaar. Daarnaast is het een prettige constatering dat we wat kunnen doen aan een gigantisch klimaatprobleem dat we als mens hebben gecreëerd. Hoe klein deze bijdrage vanuit het station ook is: het is een stap. Nu is het van belang dat we voor alle stations een klimaattransitiepad maken dat integraal onderdeel wordt van de planvorming op en rond stations. Daarin kunnen we ons laten inspireren door deze studie, maar ook door de concrete projecten die op verschillende plekken in Nederland al vorm hebben gekregen. Zwolle is daarvan alvast een prachtig voorbeeld. Daar is buffercapaciteit gerealiseerd en heeft het versteende stationsplein plaatsgemaakt voor een groene oase. En dat allemaal gecombineerd met een nieuwe fietsenstalling en een aangename naar de binnenstad.”

Downloads

Algemeen

Document generated thumbnail

Ontwerponderzoek Klimaatadapatieve stations Flux

Even geduld aub, u wordt doorgestuurd naar de beeldenbank