Overslaan en naar de inhoud gaan

Definitie en opgave spooromgeving

De Spooromgeving

Tot de behoren alle landschappen die de spoorlijn kruisen en de overgang tussen de omgeving en het spoor. Daarmee heeft de enige overlap met het spoor. Hierbij gaat het met name om geluidsschermen en andere afschermingen die doorgaans op de grens van beide domeinen staan en zodoende zowel tot het spoor als tot de behoren. Ook civiele kunstwerken worden tot de gerekend.

Opgave

De opgave voor ontwerp, realisatie en onderhoud in de wordt bepaald door de ontmoeting tussen spoor en landschap, de relatie van het spoor met civiele kunstwerken en andere vormen van infrastructuur (water, wegen) en de gewenste ervaring van reizigers en de omgeving. Bij dit laatste is ook de beleving van omwonenden een belangrijk aandachtspunt.

Algemene visie spooromgeving

De visie op het betreft de relatie tussen het spoor en het omliggende landschap met alle bijhorende infrastructuur en kunstwerken en de daarvoor ontwikkelde . De visie heeft een directe relatie met de visie op het spoor en de visie op stations en stationsomgeving.

Reiziger op de eerste rang

Nergens is het Nederlandse landschap zo goed te ervaren als vanuit de trein. Spoorlijnen bewegen zich, zonder afslagen, door landbouwgronden en bossen, steken rivieren over en brengen reizigers via het duin- en kustlandschap zelfs tot aan het strand. Met de reiziger letterlijk op de eerste rang, zorgt dit voor een kenmerkende reiservaring. De ontmoeting tussen spoor en landschap biedt de reiziger afleiding, uitzicht maar ook herkenningspunten: van een spoorbrug, een kenmerkend uitzicht tot de overgang van het ene naar het andere landschapstype en het contrast tussen stad en land. Deze aaneenschakeling van ervaringen geeft de reis kwaliteit en karakter.

Onbelemmerd zicht

Hoewel veel van het spoor aan het zicht van de reiziger wordt onttrokken – hij kijkt er simpelweg overheen – is het elk moment van invloed op zijn beleving. Zo kunnen geluidsschermen of andere afschermingen het uitzicht vanuit de trein sterk beïnvloeden. Ook andere objecten, zoals kasten en gebouwen voor techniek kunnen een rol spelen. Zeker wanneer de trein in de nabijheid van een station langzamer rijdt en de reiziger beter zicht krijgt op de bebouwing en objecten direct langs het spoor. Met de reiziger op de eerste rang is het van belang dat hij een zo onbelemmerd mogelijk uitzicht heeft. Dat betekent dat visuele obstakels als geluidsschermen en andere afschermingen zo veel mogelijk moeten worden vermeden. Waar dat niet mogelijk is, worden deze zó geplaatst en ontworpen dat het zicht vanuit de trein zo onbelemmerd mogelijk blijft.

Binnenkant van het landschap

Reizigers zien vrijwel nooit de voorkant van een landschap. Ze reizen er immers doorheen. Soms zien ze daarbij ook plekken die wat rommelig ogen. In de stad bijvoorbeeld waar de reiziger zicht heeft op de ‘binnenkant’ van de stedelijke omgeving: schuttingen en schuurtjes en andere vaak wat rommelige bebouwing. Lelijkheid is hier geen argument. Net als de prachtige landelijke landschappen die de trein passeert, hoort ook deze ‘kant’ bij de context van het spoor. In zekere zin mag de reiziger hier voyeur zijn. Het merendeel van de reis wordt de reiziger echter door de ‘binnenkant’ van het landschap geleid: dwars door akkers, bossen, weilanden of natuurgebieden. De reiziger heeft hier aan weerszijden uitzicht op plekken waar vrijwel niemand ooit komt. De belevenis kan hier puur en ongefilterd zijn en typerend voor het reizen per trein.

De schone dunne lijn

Het spoor doet zich voor als een dunne lijn door het landschap. De impact op het landschap blijft zo beperkt mogelijk. Dat is goed voor het landschap, maar ook voor de reiziger. Dankzij de dunne lijn kan hij optimaal profiteren van het uitzicht op de omgeving. Repeterende elementen, wanden of lijnen evenwijdig aan de spoorlijn worden in afstemming met de omgeving en met oog voor de beleving van de reiziger ontworpen en geplaatst. Zo blijft de impact van het spoor zo klein mogelijk.

Spoorlijn te gast in landschap

Spoorlijnen liggen bij voorkeur vrij in het landschap. Ze zijn er te gast. Dat betekent dat ze – vanaf een afstand bekeken – zo goed als mogelijk opgaan in het cultuurlandschap. Uitzonderingen daargelaten verandert dat van dichtbij. De spoorlijn blijkt dan zonder pardon door het landschap te snijden. Dit ijle karakter van de spoorlijn versterkt beide verschijningsvormen: enerzijds laat het zijn omgeving maximaal intact, anderzijds versterkt het de scherpte en uitgestrektheid van zijn snede door het landschap. Vanuit beide perspectieven vormt de spoorlijn zo min mogelijk een barrière, zowel in ruimtelijk, functioneel als ecologisch opzicht. Waar dit niet tegelijkertijd mogelijk is, bepaalt de context of de meeste waarde wordt toegekend aan het beperken van de visuele, functionele of ecologische impact.

Veertien landschapstypen

Vanuit de trein laat het Nederlandse landschap zich op unieke wijze lezen. Kijkend uit het raam komen alle veertien Nederlandse landschapstypen voorbij: 

  • ,

De veertien verschillende landschapstypen geven kleur aan thema's als de schone, dunne lijn’, ‘spoorlijn te gast in landschap en stad’ en ‘reiziger op de eerste rang’ . Ze maken de beleving eigen. Hiertoe zijn de elf landelijke landschappen ondergebracht binnen drie variabelen die de ruimtelijke basiskenmerken van ieder landschap omvatten: openheid, waterpeil en reliëf. Deze zijn op hun beurt onderverdeeld in open, halfopen en besloten; zeer laag en zeer nat; laag en nat en hoog en droog; en vlak, licht golvend, en heuvelachtig. Daarnaast worden er twee afwijkingen benoemd: het spoor op de grens van twee landschappen en bundeling met andere infrastructuur. De drie stedelijke landschappen worden beschouwd vanuit hun positie ten opzichte van de omgeving: liggend op, boven of onder het maaiveld.

Bijzondere plekken

Daar waar  het spoor en andere vormen van infrastructuur en civiele kunstwerken als viaducten, tunnels en bruggen elkaar ontmoeten, ontstaan kansrijke, bijzondere plekken. Voor de reiziger dienen ze als herkenningspunten tijdens de reis. Voor de omgeving als oriëntatiepunten in het landschap. Ze dienen dan ook vanuit beide perspectieven ontworpen te worden.

Gewenste ervaring spooromgeving

Reizigers­perspectief

In de trein zitten de reizigers droog en afgeschermd van de negatieve invloeden van weer en wind. Los van de geur van een net bemest stuk landbouwgrond, een fabriek aan het spoor of een pas geoogst met uien is de ervaring van het landschap nagenoeg geheel visueel. Tijdens de treinreis worden doorgaans meerdere landschappen doorkruist: stedelijke landschappen en landelijke landschappen. Vanuit de trein kan de reiziger deze verscheidenheid ten volle ervaren. Hij zit op de eerste rang en ervaart het landschap van binnenuit: puur en ongefilterd. Reizend door het stedelijk landschap ervaart hij een snelle afwisseling van karakteristieke plekken; soms een scherpe overgang tussen landschap en stad, dan weer een mozaïek aan sferen bij . Het doorkruisen van de voor de gemiddelde reiziger onbekende industriële werklandschappen heeft een extreme, visuele impact. Zwevend door het landelijke landschap biedt de reis een uniek uitzicht over en op de landschappen. De eenparige beweging, gecombineerd met een constante snelheid zorgt voor een rustgevend effect. Bijzondere bouwwerken als bruggen over rivieren en kanalen, maar ook fly-overs en viaducten geven de mogelijkheid om over het landschap uit te kijken. Het zijn markante oriëntatiepunten tijdens de reis voor zowel de reiziger als de omgeving.

Omgevings­perspectief

Op deze plekken in de routes ervaart men een vloeiend doorlopen van het maaiveld, ook wanneer dit wordt verdiept of opgetild. De gebruiker van het landelijke landschap ervaart een minimale impact van het spoor. Het landschap loopt aan beide zijden van het spoor zoveel mogelijk door, zowel voor de menselijke bezoeker als voor de fauna (eco/viaducten en –tunnels). Het spoor vergroot ook de belevingswaarde voor de directe omgeving. Zowel de ervaring van de lijn in het landschap – die het oog naar de horizon leidt – als de eigen flora en fauna direct langs het spoor zorgen hiervoor. Bijzondere plekken als bruggen over rivieren en kanalen zijn markante oriëntatiepunten. Daarnaast vormen stations in landelijk gebied makkelijke vertrekpunten voor gemarkeerde wandel- en fietstochten voor zowel reizigers als omwonenden. Ook zijn er verschillende wandelroutes en onverharde wegen die deels parallel aan het spoor lopen

Kernwaarden spooromgeving

Alle opgaven rond en in de voldoen aan de , , en .

Toegankelijk

Vanuit de trein heeft de reiziger een zo goed mogelijk zicht op het landschap. Dit helpt bij de oriëntatie en zorgt voor een positieve bijdrage aan de reisbeleving. Ten aanzien van de omgeving zorgt het spoor voor een goede doorlaatbaarheid en oversteekbaarheid voor fietsers, voetgangers en autonetwerken.

Menselijk

Het spoor zorgt voor een minimum aan (visuele) obstakels opdat de reiziger de omgeving op een prettige manier kan ervaren. De omgeving zelf heeft zo min mogelijk ‘last’ van het spoor. Het spoor is een zo dun mogelijke lijn die het landschap zo veel mogelijk met rust laat. Waar mogelijk wordt overruimte benut en ingezet voor de omgeving en vloeien omgeving en spoorlandschap door een onderling afgestemd beheer in elkaar over.

Vertrouwd

Het spoor draagt zorg voor een (rustgevend), langstrekkend landschap. Dit zorgt voor vertrouwen. Voor de omgeving is het spoorlandschap duidelijk herkenbaar. De impact van de dunne, schone lijn is beperkt. De is , evenals de gebouwen en kasten voor techniek.

zijn: technische onderdelen van het spoorlandschap, zoals kasten en gebouwen voor techniek, de en de directe omgeving van het spoor.

Karakteristiek

Daar waar spoor en landschap aan elkaar grenzen, is ruimte voor karakteristieke vertalingen en een en onderling afgestemd beheer. zijn ook civiele kunstwerken, zoals bruggen, tunnels en viaducten. Naast autonome bouwwerken zijn ook deze ingebed in de omgeving: ze reageren op hun context. Voor reizigers vormen de civiele kunstwerken markante herkenningspunten tijdens de reis. Binnen de omgeving zijn het bijzondere oriëntatiepunten. De van spoordijken en taluds hangt direct samen met het landschapstype en de bodemgesteldheid. Geluidsschermen en afschermingen worden geplaatst op basis van de kenmerken van het omliggende landschap.

zijn: civiele kunstwerken als bruggen en viaducten, beheer aan de randen van het spoorlandschap, spoordijken en taluds, geluidsschermen en afschermingen.

Downloads

Inspiratie

Document generated thumbnail

Visie op de omgeving van spoor en station

Even geduld aub, u wordt doorgestuurd naar de beeldenbank