In de jaren ’60 en ’70 van de vorige eeuw zag een nieuwe generatie standaardstations het licht: sober en degelijk van aard. Ze kwamen voort uit aanpassingen in de bedrijfsvoering en beperkte financiële middelen van NS in deze periode. Het ontwerp was van de hand van architect Cees Douma. Douma’s standaardstations, waarvoor hij verschillende typen ontwikkelde, kenmerken zich door een eenvoudige en functionele opzet.
Etten-Leur is een zogenaamd plintstation. De basis vormt een stalen frame, grotendeels opgevuld met glas. Het staat op een betonnen vloerplaat die lijkt te zweven boven de grond. Op een rechthoekige plattegrond zijn de benodigde ruimtes efficiënt gecombineerd, alles onder een plat dak. Logistieke ruimtes en toiletten bevinden zich achter muren. Soms gaat het om een blokvormige uitbouw, in andere gevallen om een bakstenen gevel.
Douma wilde graag lokale kunstenaars opdracht geven om de gemetselde gevels te voorzien van wandkunst. Als gevolg van een bezuinigingsslag werd dit niet op ieder station gerealiseerd, waaronder station Etten-Leur. Hier is het station voorzien van metselwerk in sierverband. Het speciale metselverband is uitgevoerd in donkere tinten: zwart geglazuurde bakstenen en donkere voegen. Op de gevel neemt de stationsklok een prominente plek in. Wie de gevel ontworpen heeft, is onbekend. Mogelijk gaf de architect Douma een vakman hiertoe opdracht.