In de entreepartij en de salon van het koninklijk paviljoen is bovenaan de wanden een fries geschilderd. Het fries verbeeldt een fabel in de traditie van de Griekse dichter Aesopus (ca. 620 v.Chr. – ca. 560 v.Chr.).
Het beeldverhaal begint met een vredig tafereel: twee kippen en drie hanen lopen in een wei. Dan verschijnt de vermomde vos ten tonele. Hij ligt onder een boom en wenkt drie hennen en twee kuikens. Op het derde tafereel slaat de vos toe. Hij bijt een van de hennen haar strot af. Het vierde tafereel toont de paniek onder de hennen. Daarna volgt het tafereel waarin een dispuut tussen de hanen plaatsvindt. Ze bedenken een plan om zich te wreken. Het zesde tafereel toont de uitvoering: de vos wordt in de val gelokt. Dat het plan slaagt, is te zien op het zevende tafereel: de vos wordt gevangengenomen en vastgebonden. Tot slot zijn twee hanen geschilderd. Ze dragen een toga en spreken recht over de gevangene. De moraal van het verhaal is ‘waakzaamheid overwint sluwheid’.
In deze context fungeert de fabel als een zogenaamde vorstenspiegel: een afbeelding van de deugden die verbonden zijn aan het koningschap. De fabel fungeert ook als een verbeelding van een spreuk elders op de wand; “Gelukkig is het Land / waar Recht en Orde woont”. Ook in de voormalige wachtkamer eerste klasse bevindt zich een fabel van Aesopus.
De schilderingen zijn aangebracht naar ontwerp van de Oostenrijkse schilder Georg Sturm (1855-1923). Ze werden op de wand overgebracht door de decoratieschilders van het atelier van Gerrit Hendrik Heinen (1851-1930).