Alle opgaven rond en in de voldoen aan de , , en .
Toegankelijk
Vanuit de trein heeft de reiziger een zo goed mogelijk zicht op het landschap. Dit helpt bij de oriëntatie en zorgt voor een positieve bijdrage aan de reisbeleving. Ten aanzien van de omgeving zorgt het spoor voor een goede doorlaatbaarheid en oversteekbaarheid voor fietsers, voetgangers en autonetwerken.
Menselijk
Het spoor zorgt voor een minimum aan (visuele) obstakels opdat de reiziger de omgeving op een prettige manier kan ervaren. De omgeving zelf heeft zo min mogelijk ‘last’ van het spoor. Het spoor is een zo dun mogelijke lijn die het landschap zo veel mogelijk met rust laat. Waar mogelijk wordt overruimte benut en ingezet voor de omgeving en vloeien omgeving en spoorlandschap door een onderling afgestemd beheer in elkaar over.
Vertrouwd
Het spoor draagt zorg voor een (rustgevend), langstrekkend landschap. Dit zorgt voor vertrouwen. Voor de omgeving is het spoorlandschap duidelijk herkenbaar. De impact van de dunne, schone lijn is beperkt. De is , evenals de gebouwen en kasten voor techniek.
zijn: technische onderdelen van het spoorlandschap, zoals kasten en gebouwen voor techniek, de en de directe omgeving van het spoor.
Karakteristiek
Daar waar spoor en landschap aan elkaar grenzen, is ruimte voor karakteristieke vertalingen en een en onderling afgestemd beheer. zijn ook civiele kunstwerken, zoals bruggen, tunnels en viaducten. Naast autonome bouwwerken zijn ook deze ingebed in de omgeving: ze reageren op hun context. Voor reizigers vormen de civiele kunstwerken markante herkenningspunten tijdens de reis. Binnen de omgeving zijn het bijzondere oriëntatiepunten. De van spoordijken en taluds hangt direct samen met het landschapstype en de bodemgesteldheid. Geluidsschermen en afschermingen worden geplaatst op basis van de kenmerken van het omliggende landschap.
zijn: civiele kunstwerken als bruggen en viaducten, beheer aan de randen van het spoorlandschap, spoordijken en taluds, geluidsschermen en afschermingen.