De wanden van het koninklijk paviljoen bevatten diverse spreuken. Ze staan op geschilderde cartouches met neorenaissance band- en rolwerk. Bij de keus voor het decoratieprogramma en de spreuken kreeg architect Pierre Cuypers advies van Joseph Alberdingk Thijm (1820-1889): een bekende 19de-eeuwse schrijver, dichter en kenner van de middeleeuwse cultuur en iconografie.
De spreuken werden ontworpen door de Oostenrijkse schilder Georg Sturm (1855-1923). Hij maakte de kartons: ontwerpen op ware grootte. Deze voorbeelden werden op de wanden overgebracht door Gerrit Hendrik Heinen (1851-1930) en de decoratieschilders van zijn atelier.
Rechts boven de deur naar het dienstvertrek staat het opschrift “TANDSEM.FIT.SUR / CULUS.ARBOR”: “De jonge spruit is uitgegroeid tot een boom”. Dit was het devies van prins Maurits van Nassau (1567-1625). De spreuk refereert aan de vermoorde Willem van Oranje die als een afgekapte stam toch twee twijgjes kreeg: zijn zoons Maurits en Frederik Hendrik. Erboven prijkt het wapen van Willem I, prins van Oranje.
Boven de deur naar de garderobe en de toiletruimte bevindt zich het opschrift “PALMA.SUB.PON / DERE CRESCIT”: “een palmboom groeit tegen de verdrukking in.” Dit was het devies van Koningin Emma waarmee zij verwees naar Psalmen 92:13: “De rechtvaardige zal groeien als een palmboom; hij zal wassen als een cederboom op Libanon.” Erboven prijkt het wapen van Emma.
Aan de zijde van de salon is op de boog in twee cartouches een spreuk te lezen. De eerste cartouche vermeldt “Gelukkig is het Land/waar Recht en Orde woont” en de tweede “En ‘t koninklijk Gezach/de vruchtbre Arbeid kroont”. Opvallend is dat de spelling niet 19e-eeuws, maar 17e-eeuws is. Net als het reliëf van de stedenmaagd op de voorgevel van het station, refereert de spelling aan de wereldpositie van Amsterdam in de Gouden Eeuw.