Net als bij het sierhek bij de entree tot het perron komt de vorm van de klassieke triomfpoort terug in de twee toegangen tot de wachtkamers van het koninklijk paviljoen. De toegangen aan perronzijde en aan de zijde van het trappenhuis werden voorzien van gebrandschilderde glas-in-loodvensters. Ze werden (waarschijnlijk) uitgevoerd door Atelier ’t Prinsenhof te Delft, naar een ontwerp van Adolf Le Comte (1850-1921) en op aanwijzing van architect Pierre Cuypers.
De glas-in-lood vensters in het raam tussen het perron en de salon tonen de provinciewapens en het Rijkswapen. Centraal in het bovenste register is het Rijkswapen te zien. Bezien vanuit de salon is het venster gespiegeld aangebracht: de leeuw kijkt naar rechts en de tekst is spiegelbeeldig leesbaar. Aan weerszijden van het Rijkswapen zijn de (gelijke) wapens van Noord- en Zuid-Holland aangebracht: de één gespiegeld ten opzichte van de ander. Tot 1907 voerden Zuid- en Noord-Holland hetzelfde wapen: het wapen dat tegenwoordig alleen nog gevoerd wordt door de provincie Zuid-Holland. In het onderste register staan van links naar rechts de provinciewapens van Overijssel, Drenthe, Groningen, Friesland, Utrecht, Gelderland, Zeeland, (het oude wapen van) Limburg en dat van Noord-Brabant. Deze wapens zijn vanaf het perron gezien gespiegeld aangebracht in het raam.
Het koninklijk paviljoen heeft een aparte ruimte voor de persoonlijke verzorging. Hier konden de vorst en zijn gevolg zich terugtrekken. Het venster aan de perronzijde bevat een glas-in-loodraam. Hierin zijn twee medaillons aangebracht. Het zijn hofdames in middeleeuwse kledij die een muziekinstrument bespelen. De hofdame links bespeelt de luit en de vrouw rechts de citer.