Aan de rand van het stationsplein in Voorschoten staat een grote boog van roestvast staal. De boog is zes meter hoog. Beide voeten staan twintig meter uiteen. De vorm van de boog verandert geleidelijk van vorm. Aan de ene zijde is het een platte horizontale staalplaat, aan de andere zijde is hij verticaal. Aan de voeten van de boog liggen keien van natuursteen. Een kei heeft de vorm van een huisje. Op de kei staat in verdiept reliëf met gouden letters het woord “hier”. Op de andere kei, die een ruwe vorm heeft, staat het woord “daar”.
Het kunstwerk is getiteld De boog. Het markeert de toegang tot het stationsgebied. Alle reizigers passeren De boog: voor reizigers die aankomen op het station vormt het beeld de toegangspoort tot Voorschoten. Voor reizigers die vertrekken, is het een poort tot de rest van de wereld. De boog is het bouwsel dat een brug vormt tussen je thuis (het hier) en de nog te ontdekken bestemming (het daar).
Met zijn werk refereert Visser aan een lange, deels vervlogen traditie in de iconografie van stationsgebouwen: die van de (triomf)boog of poort. Poort en boog zijn al in de vroegste spoorwegarchitectuur terug te vinden. De uitvinding van de stoomtrein werd beschouwd als een triomf van techniek en de trein zelf was de triomfwagen. Voorts stonden veel stations in de beginjaren van het spoor nabij de oude stadspoorten.
Het kunstwerk is waarschijnlijk gemaakt in opdracht van de gemeente Voorschoten.
Nout Visser
Nout Visser (1944-2018) studeerde aan de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten van Den Haag. Hij werkt als beeldhouwer en maakt kunst in de openbare ruimte. Zijn werk heeft vaak monumentale afmetingen: sculpturen die een markering in de openbare ruimte vormen. Visser maakt veelvuldig gebruik van ruw natuursteen en gecorrodeerd staal. Hij maakt ook land art. In Sint-Michielsgestel zijn in 2013 vijf kleurrijke beelden geplaatst van Visser. Ook maakte hij enkele beelden in de vorm van poorten in Den Haag (1986).
