Reizigersperspectief
In de trein zitten reizigers droog en afgeschermd van de negatieve invloeden van weer en wind. De ervaring van het landschap is nagenoeg geheel visueel. Tijdens de treinreis worden doorgaans meerdere landschappen doorkruist: stedelijke landschappen en landelijke landschappen. Vanuit de trein kan de reiziger deze verscheidenheid ten volle ervaren. Hij ervaart het landschap grotendeels van binnenuit: puur en ongefilterd. Reizend door het stedelijk landschap ervaart de reiziger een snelle afwisseling van karakteristieke plekken, soms een scherpe overgang tussen landschap en stad, dan weer een mozaïek aan sferen bij . Het doorkruisen van de voor de gemiddelde reiziger onbekende industriële werklandschappen heeft een extreme, visuele impact. Zwevend door het landelijke landschap biedt de reis een uniek uitzicht op de diverse landschappen. Doordat snelheid en bewegingsrichting nagenoeg constant zijn, ontstaat een rustgevend effect. Bijzondere plekken als bruggen over rivieren en kanalen, maar ook fly-overs en viaducten geven de mogelijkheid om over het landschap uit te kijken, terwijl grote ecoducten die het spoor kruisen symbool staan voor het landschap waarmee ze een verbinding leggen. Het zijn markante oriëntatiepunten tijdens de reis, zowel voor de reiziger als voor de omgeving.
Omgevingsperspectief
Stedelijk landschap
Voor de gebruikers van de stad maken de sfeer en dynamiek van het spoor deel uit van het stedelijk landschap. De ervaring van het spoor als barrière wordt verminderd door de beide zijden van het spoor op logische momenten via overgangen of onderdoorgangen met stedelijke routes te verbinden. Op deze plekken langs de routes ervaart men vanuit de omgeving een vloeiend doorlopen van het maaiveld, ook wanneer het spoor wordt verdiept of opgetild.
Landelijk landschap
De gebruiker van het landelijke landschap ervaart een minimale impact van het spoor. Het landschap loopt aan beide zijden van het spoor zoveel mogelijk door, zowel voor de menselijke bezoeker als voor de fauna (eco/viaducten en –tunnels). Het spoor vergroot ook de belevingswaarde voor de directe omgeving. Zowel de ervaring van de lijn in het landschap – die het oog naar de horizon leidt – als de eigen flora en fauna direct rond het spoor zorgen hiervoor. Bijzondere plekken, zoals tunnels, viaducten en bruggen over rivieren en kanalen vormen markante oriëntatiepunten. Daarnaast zijn stations in landelijk gebied makkelijke vertrekpunten voor gemarkeerde wandel- en fietstochten, zowel voor reizigers als omwonenden.